Zelfverdediging en weerbaarheid

Zelfverdediging en weerbaarheid zijn al eeuwenoud. De grootste vijand van de mens is de mens zelf. Wij zijn minder bang voor de natuur dan voor onze medemens. De mens zocht de meest doelmatige manier om zichzelf te verdedigen en ontdekte daarbij hulpmiddelen zoals zwaard, boog, spies en vuurwapen. In Nederland mogen burgers geen wapens dragen, maar dat betekent niet dat het geweld uit onze samenleving verbannen is. Dagelijks lezen we over kindermishandeling, aanrandingen, verkrachtingen, berovingen, huiselijk geweld enzovoort.

 

Daarnaast zijn er minder fysieke vormen van grensoverschrijdend gedrag, zoals seksuele intimidatie, pesten en racisme. Tegen alle vormen van geweld willen we ons (kunnen) verdedigen. Dat kan op een verbale manier of door hulp te zoeken; maar soms zal het nodig zijn om je fysiek te verdedigen. In weerbaarheidstrainingen worden de deelnemers geholpen bij het vinden en aanleren van vaardigheden om te voorkomen dat ze slachtoffer worden van (verdergaand) grensoverschrijdend gedrag.

 

Weerbaarheid van 2000 tot heden

De huidige weerbaarheidstrainingen komen voort uit de cursussen zelfverdediging voor vrouwen die vanaf eind jaren 1970 door de vrouwenbeweging werden georganiseerd. In deze cursussen werd vooral geoefend tegen aanvallen van een ‘man uit de bosjes’: de onbekende dader die zich schuldig maakt aan aanrandingen en verkrachtingen. De lessen bestonden toen voornamelijk uit het trainen van technieken uit vecht- en verdedigingssporten en waren dus voornamelijk fysiek.

 

Niet alleen fysieke verdedigingstechnieken

Na verloop van tijd bleek echter dat het oefenen van fysieke technieken alleen onvoldoende was om de deelnemers aan de cursussen ook daadwerkelijk weerbaarder te maken.

Allereerst kon een dergelijke training niet altijd voorkomen dat de vrouw in kwestie verstarde als het erop aankwam en dus niets aan die training had. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat plegers van seksueel geweld meestal bekenden zijn van het slachtoffer (Haas, 2012, p. 142) waartegen het moeilijker (en meestal niet passend) is om een fysieke verdediging toe te passen.

Tot slot is seksueel geweld niet de enige vorm van grensoverschrijdend gedrag. In geval van bijvoorbeeld groepsdruk, racisme of pesten is de toepassing van fysieke technieken niet passend.

Deze nieuwe inzichten zorgden ervoor dat al aan het einde van de jaren 1980 en in het begin van de jaren 1990 de trainingen aangevuld werden met andere werkvormen zoals de stop!-oefening, stemmingenloop en boom/ballon. Ook werden de confrontatieregels geïntroduceerd als basis voor het goed voor jezelf opkomen.

Anno nu  bestaat het merendeel van de werkvormen in de lessen uit spel- en werkvormen uit drama. De fysieke technieken die geoefend worden hebben als belangrijkste doel de deelnemer aan een training zijn eigen kracht te laten ervaren en daardoor een vergroting van de eigenwaarde te bewerkstellingen. Het is dus tegenwoordig geen doel meer de deelnemers aan de trainingen de technieken ook daadwerkelijk zo aan te leren dat zij die in geval van nood technisch goed kunnen uitvoeren – daarvoor is veel meer training nodig dan in een kortdurende weerbaarheidstraining geboden kan worden.

 

Andere doelgroepen

Een andere ontwikkeling was dat de cursussen en trainingen in de loop der jaren ook voor andere doelgroepen werden gegeven. Sinds de jaren 1980 en 1990 in eerste instantie alleen voor meisjes, maar later ook voor jongens, voor mensen met een beperking en voor ouderen. De bekendste psychofysieke weerbaarheidsprogramma’s zijn het Marietje Kessels Project (MKP) en het Rots en Water Programma.  

Een andere belangrijke doelgroep voor weerbaarheidstrainingen waren en zijn nog altijd mensen met een (licht) verstandelijke beperking. Zij hebben een tekort aan weerbaarheidsvaardigheden en zijn daardoor vaker dan anderen slachtoffer of dader van seksueel grensoverschrijdend gedrag (Nicolai, 2015).

De laatste vijf à tien jaar worden er ook steeds meer cursussen voor daders en mensen met een gebrekkige agressieregulatie gegeven, bijvoorbeeld in tbs-instellingen. Bij deze laatste groepen gaat het om weerbaar te zijn tegen bijvoorbeeld groepsdruk of om het hanteren van de eigen agressie. Tot slot wordt de problematiek van de doelgroepen waaraan weerbaarheidstrainingen gegeven worden steeds complexer; op het ogenblik worden de meeste trainingen gegeven aan de meer ‘ingewikkelde’ doelgroepen, bijvoorbeeld in het speciaal onderwijs. Ook veel vluchtelingen volgen deze trainingen, onder meer in asielzoekerscentra. De thema’s die dan aan de orde komen, zijn bijvoorbeeld bureaucratie, racisme en het leven in een asielzoekerscentrum. Dit betekent dat er een veelheid aan verschillende trainingen is ontstaan en dat een weerbaarheidstraining meer dan voorheen maatwerk is.

 

Anders lesgeven

Al deze ontwikkelingen hebben invloed op de wijze waarop de lessen gegeven worden. Vroeger lag het accent veelal op het aanleren van gedragsalternatieven en vaardigheden (Wertheim et al., 1993; Dam-Baggen et al., 1998; Best & Steenman, 1994; Beer, 1989; Foncke & Beer, 1998). Tegenwoordig is meer dan voorheen het werken aan de vergroting van eigenwaarde van de cursisten een essentieel onderdeel van weerbaarheid en is de gedachte dat een grote fysieke vaardigheid automatisch leidt tot meer eigenwaarde en een grotere weerbaarheid grotendeels losgelaten.

Ook het inzicht dat mensen met positieve emoties beter leren (Ridderinkhof & Stallen, 2010, p. 165), is verwerkt in de wijze van lesgeven van hedendaagse weerbaarheidstrainers. Waren weerbaarheidstrainingen in 2000 vaak nog een heel serieuze zaak, tegenwoordig is plezier in de les een belangrijke randvoorwaarde.